De boerenwagen op het dak
De Vergulde Wagen
Het gebouw, met een boerenwagen op het dak, was een karakteristiek pand in het dorp. Langs de internationale handelsrouten van Oost naar West was het lange tijd een belangrijke pleisterplaats. Heel wat reizigers hebben in de loop der eeuwen op deze plaats even de benen gestrekt, terwijl de post overgeladen werd en de paarden verwisseld. Of er werden enkele dagen vakantie doorgebracht, getuige de vele ansichtkaarten van rond de eeuwwisseling met opschriften als: „mijn kamer" met een pijl naar het desbetreffende raam.
Hamburger Posthuis
Op de plaats waar nu een Kapsalon en een Snackbar is gevstigd, stond in 1695 het "Hamburger Posthuis". Deze herberg vervulde een grote rol op de postroute Amsterdam-Hamburg. Rond 1805 veranderde de naam "Hamburger Posthuis" in "De Vergulde Wagen". De oudstbekende bewoner was Andries Beertsen die hier kastelein was van 1695 tot 1715. Op een tiendkaart getekend in 1696 door de provinciaal landmeter Passavant komt niet het "Hamburger Posthuis" voor maar "De Gouden Leeuw" met als bewoner Andries Post. Maar aangezien we in de notulen van de Voorthuizer Maalschap vinden dat deze in 1695 vergaderde ten huize van Andries Beerts mogen we aannemen dat het hier om dezelfde persoon en dezelfde pleisterplaats gaat. In de zogenaamde cedulen van ambtslasten vinden we verder de volgende bewoners: Andries Beertsen 1695-1715; zijn kinderen 1716-1725; Berend Andriesen 1726-1752; Klaas van Ommeren 1753-1772; Jan Bouwhuis 1773-1795; Hendrik van Ansen 1796-1805; Jan van de Vijzel 1805-1807;
Quade onthalinghe
Tot 1695 vergaderde de reeds genoemde maalschap in de wat verderop in het dorpgelegen herberg "De Moriaen" van Gerrit Jansen Moriaen. De reden waarom ze toen uitweken naar het "Hamburger Posthuis" vinden we in de notulen van 1 augustus van datzelfde jaar. Daar staat namelijk het volgende aangetekend „...ende zijn de gemeene malen op den gestelden Schoudagh ter gewoontlicker plaetse tot Voorthuijsen gecomen om aldaer naer ouder gewoonte de malentinsen te ontfangen, maar de voorz. malen sijn genootsaakt geweest (door de quade onthalinge van Gerrit Jansen Morriaen, die sigh niet alleen onderstond op de gemene maelmannen te schelden, maar oock met een bijl op de earner quam sigh geheel onbehoorlick aenstellende) sig te retireren naar een andere bequamer plaetse, te weten tot Andries Berends". De reden van het vreemde gedrag van deze kastelein wordt niet vermeld, maar dat hij voorgoed de klandizie van de maalschap verspeeld had is wel duidelijk.