In de periode 1812-1817 was er, volgens het register op de patentplichtigen, een Dirk Wijdeman - ook wel Weijdema(n) genoemd - als molenmaker en timmer man in Voorthuizen werkzaam. Bij hem werkten Barend Slotboom, Gerrit Koops, Peter Slijkhuis en Dirk Antoni Hondorp in 1814 als knechten. De laatste komen we nog tot 1848 als zodanig tegen. Hondarp, ook wel Hondorp genoemd, overleed 76 jaar oud, op 10 september 1849 te Voorthuizen. Mogelijk werkte hij de laatste paar jaar van zijn leven als zelfstandig molenmaker met Gerrit Koops als knecht. Door een huwelijk tussen Barend (Berend) Hendrik Wijnveen, overleden 9 januari 1837 te Aalten, 73 jaar oud, landbouwer en Janna Geertruid Hondarp, overleden op 20 juli 1848 te Aalten, is er een duidelijk aanwijs bare band tussen de beide molenmakers families. Een zoon van Barend Hendrik Wijnveen, de in 1799 in Aalten geboren Abraham, woonde in 1827 in het bakhuis van de boerderij ‘Dusschoten’. Hij was eveneens molenmaker van beroep en overleed in 1862. De met Jenneke Janssen Klok getrouwde Abraham kreeg drie zonen die allen molenmaker werden.
De firma Wijnveen was een begrip in de molenwe reld. Lang niet alle molens die door dit Voorthuizense bedrijf werden gebouwd of gerestaureerd, zijn bekend. Tot 1905 was er uitsluitend sprake van handwerk; er kwam nog geen machine aan te pas. Abraham Wijnveen kreeg in dat jaar een Hinderwetvergunning (nr. 81) voor de oprichting van een mechanische molenmakerij met zaagmachines en dergelijke. Twee jaar later, op 14 augustus 1907, plaatste hij een advertentie in het Nieuws van den Dag waarin hij per direct een bekwaam molenmaker vroeg: liefst ongehuwd en protestant. De sollicitant mocht zelf het door hem gewenste salaris opgeven!
Dankzij het internet was het mogelijk om een aantal door Wijnveen herstelde of gebouwde molens te achterhalen. In chronologische volgorde zijn dat: molen ‘De Hoop’ in Elspeet (1894), de Walderveense molen (gebouwd in 1895); de Philisteinse molen in Bergen (1897), de Nieuwe of Gelderse molen in Veenendaal (1911), de molen in Blaricum (hersteld in 1925); de Larense molen (hersteld in 1927); herstel van de wieken van de molen ‘De Vlijt’ te Wageningen (1933) de molen in Obdam (hersteld in 1935), de wieken van de molen ‘De Hoop’ in Norg (1937) en in datzelfde jaar werd de ‘Kwaksmölle’ te Varsseveld voorzien van het wieksysteem Bilau. Wijnveen stond als een zeer betrouwbare firma bekend. Bij de voorbereiding van de restauratie van de molen in Blaricum in 1925 noteerde men in de notulen ’Deze molenmakersfirma is geen onbekende in den lande, daar steeds van vader op zoon deze firma hare reputatie op molen gebied heeft weten hoog te houden en sedert onheugelijke jaren als een deskundige wordt beschouwd.’ Wijnveen ging met zijn tijd mee en leverde in de jaren dertig van de vorige eeuw al ‘zelf- zwichtende’ wieken. Die zogenaamde ‘Venti’-wieken, zoals die in 1935 werden gemonteerd op de molen van Van den Born in Achterberg bij Rhenen, bestonden uit twee helften. Ze waren beide van hout en bekleed met gegalvaniseerd ijzer. De ene helft was vast gemonteerd, de andere door middel van een ijzeren stang en verschuifbare gewichten, draaibaar waar door de snelheid van de wiek kon worden geregeld. Een uitvoerig artikel - met een foto van de molen in Achterberg - werd gepubliceerd in het Algemeen Handelsblad van 8 september 1935 onder de titel ‘Wij en de wind’. Wanneer de firma is opgeheven, is niet bekend. De familienaam Wijnveen kan gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw ook in verband worden gebracht met de Pelmolen aan de Achterveldseweg in Barneveld. Het patentregister over die periode uit Voorthuizen is helaas niet bewaard gebleven.